Ereleden      Historie      Gebouw      Aegir's botenwagen      Commissies      Disputen      Huizen      

Aegir kent een rijke geschiedenis. Het is belangrijk dat deze waardevolle geschiedenis niet in de vergetelheid raakt. Daarom is Aegir's geschiedenis hier terug te vinden. Om het leesgemak te vergroten is de geschiedenis opgedeeld in drie stukken:

1878-1945

'IN DEN BEGINNE' (1878 - 1900)

De eerste aanwijzing van de oprichting van een Studenten Roeivereniging in Groningen wordt gevonden in een schrijven van de student S. Gratama gericht aan de Burgemeester van Groningen. Aanleiding van zijn schrijven was het feit dat enige studenten der Rijksuniversiteit Groningen samen een roeiboot bezaten, welke zij voor het niet onaanzienlijke bedrag van ƒ20,- gekocht hadden. In 1877 gold de gemeentelijke bepaling dat het in- en uitvaren van de haven in de stad 10 cent per keer kostte en dat het verlaten van de haven zonder een dergelijke kwitantie niet mogelijk was. Er bestonden nog geen richtlijnen met betrekking tot pleziervaart. Het streven van de brievenschrijver was erop gericht een zodanige regeling te creëren, dat een op te richten roeivereniging vrijgesteld zou worden van betaling van havengeld. Een fragment uit het schrijven luidde aldus:

“De ondergetekenden twijfelen dan ook niet aan Uwe instemming met het hier aangeroerde, vertouwende, dat het niet in de bedoeling ligt om door het handhaven dier bepalingen met het oog op een dergelijk geval gemaakt, het jongere geslacht van een gezonde lichaamsbeweging en een onschuldig genot af te houden, dat in Engeland zulk een uitbreiding heeft gekregen en waartoe de lust zich in ons ook meer en meer vertoont”. 

Dit pleidooi vond zijn uitwerking en de burgemeester verleende per kerende post de begeerde vrijstelling van betaling van havengeld. Op 7 februari 1878 wordt de Groninger Studenten Roeivereniging ‘Aegir’ (naar de Noorse god van de Zeevaart) opgericht. Het eerste bestuur van de G.S.R. ‘Aegir’ bestond uit: 

  • M. Enschede Praeses
  • S.G. Jorissen Ab-actis
  • S. Gratama Fiscus
  • S. Lijkles en E. Dull Commissarissen van het materiaal

De nieuwe subvereniging van het Groninger Studentencorps Vindicat atque Polit telt bij haar institutie, naar verluidt, 30 leden en 3 vierriemsgieken (De Aegir, de Aphrodite en de Diana).

eerst_tenue.png__768x917_q85_crop_upscale.jpg
Aegir's eerste tenue

Na de eeuwwisseling begon Aegir de roeisport steeds serieuzer aan te pakken. Dit resulteerde in het begin nog in wedstrijden tegen De Hunze en enkele Duitse ploegen. Een absolute voortrekker in dezen was de heer J.H. Engelkens, die Aegir in 1912 vertegenwoordigde op de internationale roeiwedstrijden in Luzern. Een jaar daarvoor had Aegir’s Oude Vier een nieuw baanrecord gevaren in de race tegen De Hunze. Behalve het baanrecord lieten zij een nieuwe, nu zo bekende mentaliteit zien. De roeiers zagen direct na afloop van de groentijd af van rookwaren en alcoholische dranken en gingen vóór elven te bed.                                    

In 1913 gaat de langgekoesterde wens uit de beginjaren dan in vervulling: Aegir gaat meestrijden op de interacademiale wedstrijden! Aegir’s Jonge Vier doet dat jaar, bij wijze van proef, mee aan de Varsity op ‘De Zweth’ in één van de bijnummers. Hoewel de proef goed bevallen was, duurde het nog tot 1918 dat Aegir meedong in het hoofdnummer van de Varsity, de Oude Vier. Het werd een legendarische Varsity voor Aegir dat jaar. De heren Albertijn en Bijl formeerden een Oude Vier, bestaande uit Tj. Taconis, A.J. Uys, A.S. Van der Moer, H.E. Van Ijsendijk en stuurman J.H. Oort, die de ploegen van Njord, Laga, Triton en Nereus met 6 bootlengtes naar huis roeiden! 

Het merendeel van de tijd hielden de Aegir-roeiers zich actief bezig met het verkennen van de wateren in hun omgeving op een wijze, die later zo toepasselijk de naam ‘fuifroeien’ zou verwerven. Tegelijkertijd manifisteerde Aegir zich als een volwaardige subvereniging van het Corps. In 1884 schijft de Praeses van de Almanak Commissie het volgende hierover:

“De roeivereniging Aegir heeft juist tegenovergestelde voorwaarden van bloei: het kunnen ons genoegen die hier te kunnen vermelden. Het wassend aantal leden en vooral de meerder ambitie waarborgt de komst van deze vereniging, die naast de Ijsclub en Donar, de grootste van de Corpsgezelschappen diende te wezen. Moge het spoedig in staat zijn den vaan te ontplooien bij dien van den algemenen Studenten Roeibond”.

Deze laatste wens, hier voor het eerst geuit, zal in latere jaren steeds vaker en indringender klinken.

'VAN RODE GEUZEN EN BLAUWE BERGEN ' (1920 - 1945)

De jaren na de eerste Varsity overwinning waren teleurstellende jaren voor de G.S.R. Hoewel er in 1919 nog een wedstrijdfonds werd geschapen om de hoge kosten van het reizen te dekken werden er geen noemenswaardige prestaties neergezet. Pas in 1925, wanneer M.N.J. Dirken uit Amsterdam naar Groningen komt, wordt er van Aegir weer een soepel lopende roeimachine gevormd. De betere prestaties zorgen ervoor dat er nieuw vertrouwen ontstaat en het botenhuis door het grote aantal nieuwe leden en boten uit zijn voegen begint te barsten. 

Naast Dr. Dirken is F.R. Van de Stadt één van de mannen die Aegir weer uit het dal trok. Van de Stadt was gedurende vier jaren praeses der G.S.R. ‘Aegir’ en was in die jaren het synoniem voor enthousiasme, activiteit en doorzettingsvermogen. Om ook de goede fuifroeiers te laten raceroeien werden zij extra gemotiveerd en werd de, nu nog steeds toepasselijke, leus ‘raceroeien kweekt karakter’ in dezen jaren vaak gehoord. 

Wanneer Aegir zich begin jaren ’30 weer vooraan het veld meldt, is het wachten op de eerste blikken. Er wordt bescheiden begonnen met overwinningen in de Overnaedsche Vier (destijds hoger aangeslagen dan hedendaags) tot ook in 1933 de Jonge Acht I een uitstekend seizoen draait en onder andere een blik trekt op de Hollandia Wedstrijden en op de Argo Lustrumwedstrijden. In de jaren erna wordt het ‘Overnaedsche Vier’ gedomineerd door Aegir en wordt er ook in andere nummers hard geroeid. In 1937 weet Aegirs Jonghe Acht een tweede plek te pakken op de Koninklijke om vervolgens op de Nereus wedstrijden mee te strijden als Oude Acht. Daar worden zij slechts verslagen door twee Duitse ploegen, waarmee zij Neerlands snelste Jonghe Acht zijn van dat moment. 

Op 6 april 1932 wordt door Mr. W.W. Feith ‘Oud Aegir’ opgericht. De contribuerende leden van het Wedstrijdfonds, dat de G.S.R. zo vaak te hulp sprong, behoorde van meet af aan tot Oud Aegir. Oud Aegir heeft vanaf dat moment, en eigenlijk daarvoor al, zoveel schenkingen aan Aegir gedaan, dat deze onmogelijk zijn op te sommen. Hieruit valt af te leiden hoeveel Oud Aegir voor de G.S.R. betekent en betekend heeft.

Buiten het goede roeien om werd Aegir aangenaam verrast met de komst van een aantal kleurrijke figuren in de groentijd van 1933. De heren J.A. Fijn van Draat, P Schierbeek en B. Struben worden in deze jaren bekend met hun Théatre Méchanique Carlo Bacq, waarmee zij door middel van allerlei acts, weddenschappen en lotingen, met name tijdens de Kermesse d’Hiver, geld weten op te halen voor de kas van de G.S.R.

Théatre Méchanique Carlo Bacq
Théatre Méchanique Carlo Bacq

De lustrumwedstrijden van Aegir in 1939 zijn het laatste hoogtepunt in de vooroorlogse jaren. Aegirroeiers behalen tijden het lustrum overwinningen in 4 verschillende nummers. Op 1 november 1941 ging Aegir, uit solidariteit met het Corps, dicht. Het botenhuis van Aegir werd door de bezetters gebruikt als opslagdepot voor brandstof. Roeivereniging Daventria bood aan Aegir's boten te huizen gedurende de bezetting. Het is aan hen te danken dat Aegir na de bevrijding weer gauw kon opstarten.

1939 huldiging jonge acht b.png
Huldiging op de Koninklijke

1945-1987

‘GRONINGS GLORIE’ (1945-1987)

De jaren na de oorlog tot aan het eeuwfeest staan bekend als de gouden jaren voor de G.S.R. ‘Aegir’. Door het gat van de oorlog waren er in de jaren ’46 en ’47 nog te weinig ervaren roeiers, maar in 1948 keerde het tij. De Oude Vier werd dat jaar tweede op de Varsity en de slagen uit de Oude Vier werden later het jaar nationaal kampioen in de twee met stuurman. Een noemenswaardige gebeurtenis naast het roeien was de adoptie van de  aan het corps gelieerde zeilvereniging in 1946. Dat dit geen lang leven bekoren was, bleek wel uit een passage uit de Almanak van 1947, waarbij een zeiler werd gehoord:

‘Zoals altijd heeft de Aegiraanse roeivereniging weer geweldig veel te vertellen gehad over de wedstrijden, die ze al jaren poogt te winnen’.

In 1948 werd het kortstondig verband verbroken en ging de zeilvereniging weer haar eigen weg. Het jaar 1948 is los van de hernieuwde roeiprestaties om nog een reden een bijzonder jaar voor Aegir: in dat jaar verhuist Aegir naar een nieuw botenhuis gelegen aan De Punt bij het van Starkenborghkanaal. Dit botenhuis zal tot de brand in 1988 dienst doen en is voor vele huidige oud-leden de plek waar Aegir's thuis is. 

De jaren ’50 begonnen erg goed voor Aegir. In 1951 werd een nieuw record gevestigd: Aegir won zeven maal een eerste prijs. Twee jaar later werd dit zelfs verhoogd tot tien eerste prijzen. Nu, negen jaar na het einde van de oorlog behoort Aegir met een grote groep ervaren roeiers en coaches tot de nationale top. 1954 wint Aegir's Oude Acht de Telegraafbeker en de hoofdnummers van de Hollandia en de Koninklijke. Men liep een uitzending helaas net mis doordat een Lagaploeg sterker bleek op de Nationale Kampioenschappen. Een jaar later won Aegir's Acht de eerste divisie van de Head of the River en werden zij, opgesplitst in viertjes, nationaal kampioen in de vier-zonder en de vier-met. Aegir's top skiffeur, de heer J.J. Tichelaar, werd samen met Hunze roeier, de heer K. Dekker, tevens nationaal kampioen in de dubbel-twee. De heer Tichelaar had het jaar ervoor ook al de Skiffhead gewonnen. 

In 1956 is dan het jaar van oogsten gekomen. Aegir weet een ijzersterke Oude Vier op het water te leggen en vermaalt de concurrentie en brengt het tweede blik der blikken naar Groningen! De ploeg, bestaande uit J.D. Domela Nieuwenhuis, D. Steensma, W. Dermer, J. Van Goch en stuurman A. Palmboom, wisten bovendien een nieuw baanrecord te vestigen dat jaar. 

Varsity overwinning van 1965
Varsity overwinning van 1956

Na de Varsity overwinning stond Aegir opnieuw voor de uitdaging om de groep afzwaaiende ervaren roeiers op te vangen. Dit werd beter gedaan dan na de eerste overwinning, maar de prestaties voldeden eigenlijk niet meer aan de nieuwe standaard die Aegir zich had opgelegd. Tot het jaar 1961, wanneer de legendarische Rob Groen zijn intrede in de skiff deed, is alleen het jaar 1959 een lichtpunt doordat de oorspronkelijke Jonghe Acht aan het einde van het seizoen het Oude Acht nummer op de Nationale Kampioenschappen wist te winnen. 

In het begin van de jaren ’60 is alle focus van Aegir en die van buitenaf op Aegir's skiffeur Rob Groen gericht. Op de Hollandbeker kon hij nog niet meedoen wegens ‘opvoedkundige’ redenen, maar op de Rotsee-Regatta te Luzern verraste hij de internationale roeiwereld door de tweede plaats achter tweevoudig Olympisch skiff-kampioen Ivanov te behalen. Dit bleek het begin van zijn opmars. Van 1961 tot 1964 werd hij nationaal kampioen in de skiff, voer hij op de Koninklijke van 1962 een nieuw nationaal record van 7.00.2, won hij in 1963 en 1964 de Koninklijke Hollandbeker, versloeg hij in 1963 Ivanov en eindigde zijn carrière met een vierde plek op de Olympische Spelen van Tokio. 

1961 H rob groen aan het erevlot.png
Rob Groen aan het erevlot

Het jaar 1966 is de vooravond van wat later Aegir's grootste successen zal opleveren. De ‘Roeimagiër’ Rutger Roëll en de heer Van den Brink worden als nieuwe coaches geïntroduceerd op de G.S.R. Samen met de heer J.J. Hoetjer werden nieuwe trainingsmethoden uitgezet en werd de mentaliteit omgezet naar die van een raceroeivereniging. 

Jan Jakob Hoetjer aan het coachen
Jan Jakob Hoetjer aan het coachen

In de jaren ‘67 en ‘68 bleven de internationale successen, ondanks vele nationale successen van de Roëll-vier, bestaande uit de heren Maarleveld, Everts, Veth en Rouwé, nog uit. In 1968 werd helaas ook een uitzending naar de Olympische Spelen van Mexico misgelopen, doordat de vier-zonder, mede door boeinadeel, op de Nationale Kampioenschappen niet verder kwam dan een derde plaats. In 1969 werden de heren Veth en Everts vervangen door de heren Luyendijk en Tuinzing, waarna de vier ging combineren met een vier van Hollandia R.C. Deze Aegir/Hollandia ploeg bleek één van de beste achten uit de Nederlandse geschiedenis. Op de Europese Kampioenschappen werden zij, op een taftje verschil, vierde. Een jaar later werd onder leiding van de heer Bessem, op dat moment nog coach bij Hollandia, op de Henley Royal Regatta nipt verloren van de Oostduitse Europees Kampioenen. Tijdens diezelfde Henley Royal Regatta deed de acht van coach Tom Hoogland mee om de Ladies plate (wedstrijdveld voor verenigingsachten) en de acht wist deze overtuigend te winnen. De Roëll-vier won op de Nationale Kampioenschappen de titel en verdiende daarmee en plek op de Wereld Kampioenschappen in Canada, alwaar zij de vierde plaats bereikten. Een jaar later kwam het geweld van Aegir van de Hoogland-acht en de tweedejaars-vier van de heer Veth. De vier werd dat jaar Nationaal Kampioen in de vier zonder en werden uitgezonden naar de Europese Kampioenschappen.

In 1972 wist Aegir's acht, bestaande uit de vieren van Roëll en Veth, de hegemonie van Nereus op de Head te doorbreken en de blauwe wimpel mee te nemen naar Groningen. In beide vieren had een kleine wijziging plaatsgevonden. Luyendijk werd vervangen door Munneke en Mulder door Van der Vliet. Deze Acht wist zich dat jaar als laatste vereningsacht te kwalificeren voor de Olympische Spelen. Na een goede voorwedstrijd hadden zij in de halve finale pech door een enorm boeinadeel en werden daardoor naar de kleine finale verwezen. Uiteindelijk wisten zij een tiende plek te bemachtigen.

1972 munchenacht in de haaloll.png
München 8+

Herman Bessem, coach van de Aegir/Hollandia-acht, komt in 1971 naar Groningen, alwaar hij de de eerstejaarsacht van Aegir gaat coachen. De acht wint in 1972 het Jonghe Acht nummer op de Varsity en de ploeg zal de basis vormen voor de successen in de jaren ’70. Een jaar later werd de succesvolle eerstejaarsacht gecombineerd met een tweedejaarsacht, die uiteindelijk een uitzending verdienden naar de Europees Kampioenschappen in Moskou. Zij verlieten, ziek en grieperig, Moskou echter met een teleurstellende zevende plek.

Het was aan Ingrid Munneke-Dusseldorp en bestuur Lanting te danken dat Aegir in 1973 werd opengesteld voor vrouwen. Munneke-Dusseldorp roeide al op leenbasis vanaf 1970 op Aegir in de skiff van oud-kampioen Rob Groen en behaalde verschillende successen. Bestuur Lanting werd het er onderling over eens dat vrouwen een toevoegingen zouden zijn voor de G.S.R. en zij wisten vervolgens, door middel van onder andere berekeningen van fisci en materiaalbazen, de ALV overtuigen dat het ‘vrouwenproject’ erg gunstig zou zijn voor Aegir. 

Toen Aegir in 1974 zijn 19e lustrum vierde, werd het als genant beschouwd als dit feest niet kon worden bijgestaan met een Varsityoverwinning. De Veth-vier, P. Offens, H. Huisinga, J. Van der Vliet, H. Eggink en stuurman M. Perk, was bereid om de klus te gaan klaren en zou in training gaan tot aan de Varsity. In combinatie met vier van de roeiers uit de Bessem-acht, werd de Head met 37 seconden verschil gewonnen. De Veth-vier wist hierna de verwachtingen op de Varsity in te vullen en haalde daarmee Aegir's derde overwinning binnen. De roeiers gingen direct daarna uit training. De Bessem-vier roeide het seizoen wel uit en dit resulteerde erin dat twee van deze roeiers, de heren Grond en Voetelink, in combinatie met een Phocas-twee werden uitgezonden naar de Wereld Kampioenschappen. Hier werd door materiaalpech helaas een 11e plek behaald. 

Een jaar later in 1975 deed Aegir de andere studentenverenigingen het schaamrood op de kaken staan. De heren J. Grond, D. Voetelink, F. Bock, J. Munneke, stuurman E. Nijboer en coach Bessem, die pas drie weken samen roeiden, pakten de overwinning in de Oude Vier. Een jaar later mikten zij op een uitzending naar de Olympische Spelen van Montreal en lieten hierbij de Varsity schieten, aangezien het niet in de trainingsopbouw paste. De vier won dat jaar alles wat er te winnen viel, maar werd door een onbegrijpelijk selectie beleid niet uitgezonden. De teleurstelling werd deels overkomen, doordat Ingrid Munneke-Dusseldorp, Nederlands roeister van de eeuw, Aegir wel kon vertegenwoordigen in Montreal.

Nadat Munneke-Dusseldorp zich in 1972 zonder resultaat had hard gemaakt voor dames-roeien op de Olympische Spelen was het in 1976 dan wel zover. Dat het vrouwenroeien al snel geïntegreerd was op Aegir, bleek wel uit het feit dat het Aegir-volk de ganse dag aan de radio en tv gekluisterd zaten. Alhoewel Munneke-Dusseldorp niet in topconditie was, zij had op dat moment last van Pfeiffer, wist zij toch een verdienstelijke vijfde plaats te behalen.

In 1977 gingen Bock en Vos onder leiding van de heer Hoetjer in de twee-zonder varen. Met het oog op de Wereld Kampioenschappen gingen zij combineren met een Phocas-twee. Op deze kampioenschappen werden zij, in een sterk bezet veld, uiteindelijk vierde. Op datzelfde kampioenschap was ook Aegir's lichte skiffeur Dennis Dooren, ooit slag van de zware acht. In het demonstratienummer dubbeltwee wist hij een knappe tweede plaats te behalen. 

1976 ingrid in de skiff voor de OS.png
Ingrid Munneke-Dusseldorp in de skiff op de Olympische Spelen

Aegir vierde in 1978 zijn eeuwfeest en dit heugelijke feit moest natuurlijk worden bijgezet door een Varsityoverwinning. Coach Bessem formeerde een zeer sterke vier, die grotendeels bestond uit de Vier van 1975. Alleen Voetelink werd vervangen door Vos en Perk nam de plek van Nijboer aan het roer in. De vier had echter nog niet het gewenste niveau wat de heer Bessem voor ogen had, dus riep hij de hulp van de heer Hoetjer in. In de laatste week voor de Varsity begon de vier te lopen en zo werd op 30 april de vijfde en misschien wel de mooiste Varsityoverwinning behaald! 

De Aegir-Phocas combinatie, die op het Europees Kampioenschap een jaar eerder nog vierde werd, combineerde ook in ’78 weer. Na de Nationale titel werden zij uitgezonden naar de Wereld Kampioenschappen in Bled, alwaar zij een vijfde plaats behaalden. 

Een jaar later komt er weer een grote nieuwe lichting eerstejaars bij op Aegir. Zowel de lichte als de zware acht winnen dat jaar onder andere de Head in hun velden. Een jaar later gaan Sjoerd Hoekstra en Izebrand Huizenga samen met stuurman Gerrit Band naar de SB-WK, welke net een jaar eerder officieel ingesteld waren. Zij werden daar vierde in de twee-met. Een jaar later stelt Munneke een vier samen met Hoekstra, Adema, Stoop, de Brauw en stuurman Band. Deze vier wint in de vier-met zilver op de SB-WK van 1981. 

Atsma roeit ondertussen onder Bessem door in de twee samen met Phocas roeier Bosman. De twee doet het hele seizoen erg goed, met als hoogtepunt een zilveren medaille op de WK in München. 

Het jaar 1982 is voor het zware roeien op Aegir een zeer gedenkwaardig jaar. Bijna vanzelfsprekend wordt de Head gewonnen dat jaar en de zilveren SB-vier van het jaar ervoor.


1988-heden

'EEN NIEUW ONDERKOMEN' (1988 - HEDEN)

brand_op_de_punt
Brand op de Punt

Als in 1987 de groene loods op De Punt afbrandt, raken Aegirs verhuisplannen in een stroomversnelling. Al in 1985 was op de ledenvergadering besloten dat de nieuwe locatie aan het Winschoterdiep zou zijn. Er werden op allerlei manieren pogingen gedaan om het laatste benodigde geld binnen te halen. Hoogtepunt hiervan was het optreden van Dicky Hamming en een Aegir Acht in het tv-programma ‘Wedden dat’.  De nieuwbouwcommissie stelde zich ten doel om voor de afroeiperiode van 1988 een nieuw gebouw neer te zetten en dat lukte. Op 7 mei 1988, precies een eeuw nadat Aegirs eerste botenhuis in gebruik was genomen, werd de eerste steen gelegd door erelid Herman Glas.

steenlegging
De eerste steenlegging

In 1988 sluit Ten Have zijn succesvolle roeicarriere af, en daarmee sluit hij tegelijkertijd een succesvol hoofdstuk van het zware roeien op Aegir af.

In datzelfde jaar opent zich een nieuw hoofdstuk voor het lichte roeien. De lichte roeiers Max van der Kwaak, Marc Wissing, Ido de Geus, Luitzen de Boer, Jeroen Brenninkmeijer en Jan Kloosterboer weten in de komende jaren verschillende NK-titels te behalen. Tevens weten zij uitzendingen naar allerlei internationale wedstrijden te verdienen, met als hoogtepunt de uitzending van Wissing in de Lichte Acht naar de WK 1994 van Indianapolis, alwaar zij in 5.35 vierde worden.

Het duurt dan tot 1998 voor er weer aanmerkelijke prestaties worden neergezet. Het seizoen 1998/1999 staat dan in het teken van Frank Munneke en de lichte roeiers Martijn Leenaers en Martijn Lucassen. Munneke weet dat in zijn tweede jaar als roeier in de skiff vrijwel alles te winnen wat er te winnen valt voor hem. Hij verdient er een uitzending mee naar het SB-WK, waar hij vierde wordt. Een jaar later wordt hij nationaal kampioen en ook wint hij het Studenten WK in de skiff. De lichte roeiers worden dat jaar uitgezonden naar Luzern, Leenaers in de Acht en Lucassen in de twee-zonder met Vidar. 

In het seizoen 2000/2001 besluit Mariël Pikkemaat, voorheen Argo-roeister, uit te komen voor Aegir. Zij geeft het damesroeien op Aegir een sterke impuls en weet goede prestaties neer te zetten voor de G.S.R. Haar palmares bestaat uit 5 zilveren Wereldbekermedailles, 1 bronzen WK-medaille en 2 zilveren WK-medailles, allen in de Lichte Vrouwen dubbel-vier. 

In de loop van de jaren ’90 ontstonden er alweer nieuwbouwplannen om het huidige gebouw uit te breiden. Onder leiding van Richard Kohsieks nieuwbouwcommissie werden vele plannen gemaakt. Na vier jaren van nadenken werd er uiteindelijk onder leiding van Leendert Oterdoom en Mark Hollak een twee-fasenplan in het leven geroepen om de uitbreiding te verwezenlijken. Op 8 februari 2003 is het dan zover. De nieuwe ‘rode loods’ wordt dan feestelijke geopend door kersvers erelid Ingrid Munneke-Dusseldorp.

In 2001 wordt de basis gelegd voor een goede Aegirtraditie. Nadat Aegir voor de tweede keer in zijn bestaan de grens van 100 boten heeft gepasseerd, wordt er net als in 1986 een vlootschouw georganiseerd. Dit gebruik wordt later in 2013, tijdens het 27e lustrum, zelfs uitgebreid door op Hemelsvaartdag met 100 boten door de grachten van Groningen te roeien.

2002 Mariel op WK.png
Mariël Pikkemaat op het WK (boeg)

In het jaar 2003 bleek er vanuit de Roeibond weinig interesse om een Nationale Acht te vormen. Onder leiding van Ingrid Munneke-Dusseldorp en Niels van Steenis werd een bijeenkomst voor zware mannen georganiseerd en onder de naam ‘Groninger Acht’ werden er twee achten samengesteld. Tijdens het NK greep de ploeg met daarin Aegirmannen Frank Munneke, Henk Jan Braggaar en Niels van den Bovenkamp de nationale titel. Op de Koninklijke voer de Acht zelfs een verenigingsrecord van 5.29 (dat overigens afgelopen jaar, 2013, is verbeterd). Op de wereldbeker in Luzern werden zij vierde, wat betekende dat zij door mochten naar het WK. Daar werden zij helaas verwezen naar de kleine finale.

In de jaren erna blijft van den Bovenkamp zich bezig houden met het sturen van verscheidene nummers van de bond. Zo wordt hij in de Acht naar verscheidene World Cups uitgezonden en naar de WK van 2007.

Na een aantal relatief magere jaren is er in 2003 weer een Jonghe Acht die de Varsity en het klassement wint. Uit deze acht zal uiteindelijk Reinder Lubbers een plek bemachtigen in de bondsselecties. Lubbers wint in 2007 op de World Cup zilver in de vier-met en gaat als reserve van de Holland Acht in 2008 mee naar de Olympische Spelen van Peking. In de halve finale vervangt hij een zieke Siegelaar, maar in de finale is Siegelaar weer fit. De Holland Acht weet die finale een vierde plek te bemachtigen.